veto

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·to
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verbod’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • Latijn: eerste persoon enkelvoud in de onvoltooid tegenwoordige tijd van “vetare” (verbieden)[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord veto veto's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

veto o

  1. (politiek) het recht, dat aan één of meer partijen van een besluitvormende raad kan zijn verleend, om het in stemming brengen van voorstellen te verbieden of aangenomen besluiten ongeldig te verklaren
    • Een veto kon worden voorkomen door de tekst wat af te zwakken. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vetoën

veto

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vetoën
    • Ik veto. 
  2. gebiedende wijs van vetoën
    • Veto! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vetoën
    • Veto je? 

Gangbaarheid

  • Het woord veto staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Turks

Woordafbreking
  • ve·to
enkelvoud meervoud
nominatief   veto     vetolar  
genitief   vetonun     vetoların  
datief   vetoya     vetolara  
accusatief   vetoyu     vetoları  
locatief   vetoda     vetolarda  
ablatief   vetodan     vetolardan  

Zelfstandig naamwoord

veto

  1. veto
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.