overleg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  overleg    (hulp, bestand)
  • IPA: /ovərˈlɛx/
Woordafbreking
  • over·leg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overleg overleggen
verkleinwoord overlegje overlegjes

Zelfstandig naamwoord

overleg o

  1. beraad, beraadslaging
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord overleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
overleggen

overleg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • Ik overleg. 
  2. gebiedende wijs van overleggen
    • Overleg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • Overleg je? 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
overleggen

overleg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • ... dat ik overleg. 


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

overleg

  1. overleg
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.