overleg
Nederlands
Woordafbreking
- over·leg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over en leg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overleg | overleggen |
verkleinwoord | overlegje | overlegjes |
Zelfstandig naamwoord
overleg o
- beraad, beraadslaging
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- overlegcomité, overlegcultuur, overlegdemocratie, overlegeconomie, overlegge, overlegmodel, overlegmoeder, overlegorgaan, overlegpagina, overlegsituatie, overlegstructuur
Vertalingen
1. beraad, beraadslaging
Gangbaarheid
- Het woord overleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overleg' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overleggen |
overleg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
- Ik overleg.
- gebiedende wijs van overleggen
- Overleg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
- Overleg je?
Verwante begrippen
- [1] leg over
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overleggen |
overleg
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
- ... dat ik overleg.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.