unanimiteit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • una·ni·mi·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eenstemmigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • Afgeleid van unaniem met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud meervoud
naamwoord unanimiteit unanimiteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

unanimiteit v

  1. eenstemmigheid
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord unanimiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.