etage
Nederlands
Woordafbreking
- eta·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdieping’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
- afgeleid van het Franse étage (met het achtervoegsel -age) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | etage | etages |
verkleinwoord | etagetje | etagetjes |
Zelfstandig naamwoord
etage v [4]
- Hij woonde op de derde etage van het flatgebouw.
- appartement (woning in een flat).
- Hij huurde een etage in Parijs en begon daar te schrijven aan zijn roman.
- een geologisch tijdperk, chronostratigrafische eenheid
- Het geologisch tijdperk Maastrichtien (Vlaanderen: Maastrichtiaan) is de laatste tijdsnede in het Laat-Krijt. Het is tegelijkertijd een etage in de Europese chronostratigrafie.
Hyponiemen
- bel-etage, benedenetage, bovenetage, parkeeretage, tussenetage, zolderetage
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord etage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'etage' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.