hoogspringen
Nederlands
Woordafbreking
- hoog·sprin·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoog en springen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoogspringen | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
hoogspringen o het
- (sport) atletiekdiscipline waarbij het de bedoeling is over een tussen twee staanders bevestigde lat of touw te springen
Hyponiemen
Vertalingen
1. atletiekdiscipline waarbij het de bedoeling is over een tussen twee staanders bevestigde lat of touw te springen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hoogspringen |
||
onvolledig |
Werkwoord
hoogspringen
- inergatief (sport) over een hooggeplaatste, tussen twee staanders bevestigde lat of touw proberen springen
Vertalingen
1. over een hooggeplaatste, tussen twee staanders bevestigde lat of touw proberen springen
Gangbaarheid
- Het woord hoogspringen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hoogspringen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.