omspringen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • omĀ·sprinĀ·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

omspringen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omspringen
sprong om
omgesprongen
klasse 3 volledig
  1. omspringen met: het behandelen van, omgaan met en gebruiken van mensen, dieren of dingen
    • Hij heeft donderdag gespeeld, een trap gekregen en is daar nog niet helemaal van hersteld. Manchester City hoeft geen schrik te hebben dat we op een onverantwoorde manier met hem zullen omspringen. [2] 
    • Een nieuwe facebookpagina helpt studenten aan de Universiteit Antwerpen (UA) snel aan onenightstands. Woordvoerder Peter De Meyer van de UA zegt dat de universiteit weinig tegen zulke facebookpagina's kan doen: ,,We kunnen alleen maar hopen dat onze studenten er verstandig mee omspringen." De oprichter van 'UAntwerpen FWB' heeft door de commotie de pagina tijdelijk offline gehaald. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord omspringen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 02/09/2017 door rahe Wim Conings
  3. Tubantia Matthias van den Bossche 09-07-2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.