sprong

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sprong
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het springen’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sprong sprongen
verkleinwoord sprongetje sprongetjes

Zelfstandig naamwoord

sprong m

  1. met het lichaam een beweging in opwaartse richting
  2. (informatica) een afwijking van de normale volgorde waarbij een aantal tussenliggende zaken overgeslagen worden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • sprongbal, sprongbeen, sprongcassatie, spronggewricht, spronglaag, sprongmutatie, sprongopslag, sprongservice, sprongstuk
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
springen

sprong

  1. enkelvoud verleden tijd van springen
    • Ik sprong. 
    • Jij sprong. 
    • Hij, zij, het sprong. 

Gangbaarheid

  • Het woord sprong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.