spier
Nederlands
Woordafbreking
- spier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spier | spieren |
verkleinwoord | spiertje | spiertjes |
Zelfstandig naamwoord
spier v/m
- (anatomie) een orgaan dat door elektrische signalen gestuurd kan samentrekken
- Het opbouwen van de spieren door middel van gewichtstraining is een populaire sport.
- (scheepvaart) een algemene benaming voor een ronde, houten paal op een schip
- Deze spier is nog wel bruikbaar een mastje voor de bijboot.
- lange, dunne boomstam (van een spar)
Synoniemen
- [2] rondhout
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een orgaan
2. ronde paal op een schip
Gangbaarheid
- Het woord spier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spier' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.