lachspier

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lach·spier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lachspier lachspieren
verkleinwoord lachspiertje lachspiertjes

Zelfstandig naamwoord

lachspier v/m

  1. spier die gebruikt wordt om te lachen, gevoel voor humor
    • Ik kon mijn lachspieren niet meer in bedwang houden. 
    • Ze heeft minder goed ontwikkelde lachspieren. 
  1. op de ~ werken: aan het lachen maken, lachwekkend zijn
    • Zijn gitaargepingel werkt enkel op mijn lachspieren. 

Gangbaarheid

  • Het woord lachspier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.