steng
Nederlands
Woordafbreking
- steng
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘houten staak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steng | stengen |
verkleinwoord | stengetje | stengetjes |
Zelfstandig naamwoord
steng v/m
- (scheepvaart) verlengstuk van de mast, boven in de mast te hijsen op een zeilschip
Spreekwoorden
- de steng schieten, strijken
- de steng omlaag halen
Gangbaarheid
- Het woord steng staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'steng' herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen. |
Noors
Woordafbreking
- steng
Werkwoord
steng
- gebiedende wijs van stenge
Nynorsk
Woordafbreking
- steng
Werkwoord
steng
- gebiedende wijs van stenge
Werkwoord
steng
- gebiedende wijs van stengje
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.