soep
![](../I/m/MinestroneSoup.jpg)
Een bord met soep
Nederlands
Woordafbreking
- soep
Woordherkomst en -opbouw
- van Frans soupe, in de betekenis van ‘vloeibare kost’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1745 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soep | soepen |
verkleinwoord | soepje | soepjes |
Zelfstandig naamwoord
soep v/m
- (voeding) vloeibaar gerecht dat bereid wordt door bepaalde ingrediënten, met name groenten en/of vlees, met bouillon en veel water te koken
- Na gisteren lasagne te hebben gegeten, eten ze vandaag soep.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- er geen soep van kunnen makener geen raad mee weten
- in de soep draaienbehandelen op een manier die tot mislukking leidt
- in de soep lopenmislukken
- in de soep spugeniets bederven
Vertalingen
1. vloeibaar gerecht
Gangbaarheid
- Het woord soep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'soep' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.