pizza
![](../I/m/Zell_am_See_-_Pizzeria_il_Centro_-_Pizza.jpg)
Een pizza
![](../I/m/Pizza_im_Pizzaofen_von_Maurizio.jpg)
Pizza
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pizza (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈpitsa/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈpidza/
Woordafbreking
- piz·za
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘hartige koek’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- Leenwoord uit het Italiaans, exacte etymologie onzeker; mogelijk via het Middeleeuwse Griekse πίττα ("taart") afgeleid van het Oudgriekse πίσσα, dat teruggaat tot het Griekse voltooid deelwoord πεπτός ("gekookt").
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pizza | pizza's |
verkleinwoord | pizzaatje | pizzaatjes |
Zelfstandig naamwoord
pizza v/m
- (voeding) een gerecht van een belegde broodbodem
- Als je wat wilt eten, neem je maar een pizza.
Hyponiemen
- groentepizza, kaaspizza, magnetronpizza, ovenpizza, vispizza, vleespizza
Vertalingen
1. een gerecht van een belegde broodbodem
|
Gangbaarheid
- Het woord pizza staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pizza' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Italiaans
Woordafbreking
- piz·za
Turks
Woordafbreking
- piz·za
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | pizza | pizzalar |
genitief | pizzanın | pizzaların |
datief | pizzaya | pizzalara |
accusatief | pizzayı | pizzaları |
locatief | pizzada | pizzalarda |
ablatief | pizzadan | pizzalardan |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.