soepzootje
Nederlands
Woordafbreking
- soep·zoot·je
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van soep zn en zootje zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soepzootje | soepzootjes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
soepzootje o [2]
- ' Wij redden ons zelf best wel,' zei Piggy. 'Zij zijn zo stom dat ze d'r 'n soepzootje van maken op dit eiland. We gaan 'n klein, warm vuurtje maken...' [3]
- Historische Oekraïense verkiezingen worden wellicht soepzootje (maar kunnen veel veranderen) [4]
- Ook is er een Wim, die steeds moppert omdat de Italianen er zo’n soepzootje van maken. De ouderen zijn vitaal en reislustig, maar ook een beetje kneuterig. Zodra een camping 6 ampère biedt, huilen de kruimeldieven en gaan de broodbakmachines aan. Op markten vergapen ze zich aan tonijnen en zwaardvissen zo groot als kleuters, maar dan eten ze toch een bammetje onder de luifel. [5]
Gangbaarheid
- Het woord soepzootje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- soepzootje op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Golding, William De heer der vliegen vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema [2011] ISBN 978-90-5965-388-7 pagina 150
- de Standaard 25/oktober/2015 door svg
- Tubantia 30-augustus-2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.