school
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: school (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /sχoːɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /sxoːɫ/
- (Limburg): /sxoːl/
Woordafbreking
- school
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schare, groep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderwijsinstelling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | school | scholen |
verkleinwoord | schooltje | schooltjes |
Zelfstandig naamwoord
school v/m
- (onderwijs) een onderwijsinstelling waar les wordt gegeven aan leerlingen.
- Het is verplicht dat kinderen naar school gaan.
- (dierkunde) een zwemmende groep gelijksoortige vissen.
- Daar zwom een school karpers.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- bijscholen, nascholen, omscholen, samenscholen, wegschuilen
Uitdrukkingen en gezegden
- Uit de school klappen
een geheim verklappen
- School maken (met)
toonaangevend, spraakmakend of vernieuwend zijn
Vertalingen
1. een onderwijsinstelling waar les wordt gegeven aan leerlingen
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scholen |
school
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scholen
- Ik school.
- gebiedende wijs van scholen
- School!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scholen
- School je?
vervoeging van |
---|
schuilen |
school
- enkelvoud verleden tijd van schuilen
- Ik school.
- Jij school.
- Hij, zij, het school.
- Ik school.
Bijwoord
school
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- schoolgaan: hij ging daar jarenlang school.
Gangbaarheid
- Het woord school staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'school' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.