pijp
Nederlands
Woordafbreking
- pijp
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- de pijp uit gaan
doodgaan
opgeven, doodgaan
- [3]: een lelijke/ zware pijp roken
door eigen schuld in moeilijkheden komen
- [3]: pijpenstelen regenen
heel hard regenen
Vertalingen
1. buis
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pijpen |
pijp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijpen
- Ik pijp.
- gebiedende wijs van pijpen
- Pijp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijpen
- Pijp je?
Verwijzingen
Gangbaarheid
- Het woord pijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pijp' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.