knalpijp
Nederlands
Woordafbreking
- knal·pijp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van knal zn en pijp zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knalpijp | knalpijpen |
verkleinwoord | knalpijpje | knalpijpjes |
Zelfstandig naamwoord
knalpijp v/m
- pijp die het geluid van een verbrandingsmotor dempt en de uitlaatgassen naar buiten geleid
- Maar een Nissan Micra die luidruchtiger is dan een Ferrari, alleen maar door een andere knalpijp? Kinderachtige onzin. Die sturen we ook bij Cars and Coffee, morgen hier op het Telegraaf-terrein, graag terug naar het schoolplein. Alle andere autoliefhebbers zijn van harte welkom[1]
- Pruttelende knalpijpen, ratelende motortjes en piepende banden. Een tocht met een Solex geeft gegarandeerd veel bekijks.[2]
Gangbaarheid
- Het woord knalpijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knalpijp' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf JACO BIJLSMA 09 sep. 2016
- de Telegraaf 28 okt. 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.