ellepijp
Nederlands
Woordafbreking
- el·le·pijp
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dikste bot in benedenarm’ voor het eerst aangetroffen in 1867 [1]
- samenstelling van el en pijp met het invoegsel -e- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ellepijp | ellepijpen |
verkleinwoord | ellepijpje | ellepijpjes |
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- ellepijpslagader
Vertalingen
bot in de onderarm
Gangbaarheid
- Het woord ellepijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ellepijp' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.