zakpijp
Nederlands
Woordafbreking
- zak·pijp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zak ww en pijp
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakpijp | zakpijpen |
verkleinwoord | zakpijpje | zakpijpjes |
Zelfstandig naamwoord
zakpijp v/m
- (muziekinstrument) een rietinstrument aangeblazen via een zak
- In voorbije eeuwen was de zakpijp een belangrijk instrument in de muziek van de Lage Landen. [1]
- (dierkunde) een van de diersoorten behorende tot de Ascidiacea een klasse van in zee levende chordadieren, die vanwege hun vorm genoemd zijn naar 1)
- hulpstuk aan de afvoer van kachels om een hoogteverschil tussen de uitlaatopening en de schoorsteen op te vangen
Gangbaarheid
- Het woord zakpijp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zakpijp' herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.