panna

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  panna    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɑna/
Woordafbreking
  • pan·na
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord panna panna's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

panna v/m

  1. (voetbal) de bal tussen de benen van de verdedigende tegenstander heen spelen
    • Hierna kregen de Red Bull-racers de kans om elkaar te poorten. En de Nederlander doet het zelfs ultiem: hij geeft zijn Australische teamgenoot zelfs een panna achter zijn standbeen. Na de nodige ’oehs’ en ’aahs’ moet Ricciardo zijn meerdere erkennen in Verstappen. Na de ’vernedering’ klapt hij dan ook voor de panna. [1] 
    • Wijkagent Niels Euren in Almelo is de beroerdste niet. Toen freestylevoetballer Soufiane Touzani - die op YouTube ruim 720.000 volgers heeft - hem vroeg of hij hem een panna mocht geven, zei de agent van het politiekorps in Almelo volmondig ja. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord panna staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.