boodschap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bood·schap
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bericht’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van bode met het achtervoegsel -schap.
enkelvoud meervoud
naamwoord boodschap boodschappen
verkleinwoord boodschapje boodschapjes

Zelfstandig naamwoord

boodschap v

  1. overgebracht bericht
    • Hartverscheurend en zielsnijdend is ‘Vurdular Bizi’, vertaald als They Shot Us. Het nummer opent met een geluidsfragment van de vredesdemonstratie van 10 oktober 2015 in Ankara. De menigte zingt een vredelievende boodschap die wordt overstemd door explosies die 102 mensen het leven zouden kosten.[2] 
  1. vooral mv. inkopen van met name levensmiddelen
    • In september begint Picnic met het gratis bezorgen van boodschappen. Slechts 1,5 procent van de levensmiddelen wordt nu online gekocht. Maar ook andere supermarkten werken aan hun bezorgbeleid.[3] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De juiste boodschap
  • Geen boodschap hebben aan
Niets te maken willen hebben met.
  • Die kun je wel om een boodschap sturen
Die is bijdehand.
  • Een kleine/grote boodschap doen
Op het toilet een plasje/hoopje doen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
boodschappen

boodschap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boodschappen
    • Ik boodschap. 
  2. gebiedende wijs van boodschappen
    • Boodschap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boodschappen
    • Boodschap je? 

Gangbaarheid

  • Het woord boodschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.