nieuw
Nederlands
Woordafbreking
- nieuw
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘pas ontstaan’ voor het eerst aangetroffen in 1040 [1]
|
|
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nieuw | nieuwer | nieuwst |
verbogen | nieuwe | nieuwere | nieuwste |
partitief | nieuws | nieuwers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
nieuw
- recentelijk gemaakt
- Dat is het nieuwe huis dat gisteren pas afgerond is.
- recentelijk ontdekt
- Dit is een nieuwe diersoort.
- huidige.
- Ik heb een nieuwe fiets, want de vorige is kapot.
- onderscheidt nieuwere namen van oudere
- Nieuw-Amsterdam.
- in originele staat, nog niet eerder gebruikt
- Koop je een nieuwe of een tweedehands?
- vreemd, onbekend
- Dat idee is tamelijk nieuw voor mij.
- recentelijk aangekomen of opgedoken
- Dat is de nieuwe medewerker.
Hyponiemen
- brandnieuw, gloednieuw, hagelnieuw, hernieuwen, nagelnieuw, opnieuw, oud en nieuw, overnieuw, speldernieuw, spiegelnieuw, splinternieuw
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. recentelijk gemaakt
2. recentelijk ontdekt
3. huidige
4. onderscheidt nieuwere namen van oudere
5. in originele staat
6. vreemd, onbekend
7. recentelijk aangekomen of opgedoken
woorden die in een of meer van de bovenstaande categoriën horen, maar waarvan niet bekend is in welke (voel u vrij deze woorden in de juiste categorie in te voegen)
|
|
Gangbaarheid
- Het woord nieuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nieuw' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.