nieuws
Nederlands
Woordafbreking
- nieuws
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bericht over iets dat nog onbekend is’ voor het eerst aangetroffen in 1656 [1]
- afgeleid van nieuw met het achtervoegsel -s [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nieuws | - |
verkleinwoord | nieuwsje | nieuwsjes |
Zelfstandig naamwoord
nieuws o
- actuele ontwikkelingen
- (media) een uitzending in de media waarin berichten over actuele ontwikkelingen worden verspreid aan het publiek
Synoniemen
- [2] journaal
Verwante begrippen
Hyponiemen
- ochtendnieuws, ontbijtnieuws, shownieuws, sportnieuws, stadsnieuws, straatnieuws, televisienieuws, vannieuws, voorpaginanieuws, wereldnieuws
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: geen nieuws is goed nieuws
zolang er geen nieuws over iets of iemand binnenkomt, kan men er doorgaans van uitgaan dat het goed gaat
- niets nieuws onder de zon
het is zoals het altijd geweest is
- • Die demarcatielijn kwam precies overeen met de lijn die de officieren scheidde van de manschappen. Niets nieuws onder de zon, zei Albert bij zichzelf. [3]
Vertalingen
1. actuele ontwikkelingen
Gangbaarheid
- Het woord nieuws staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nieuws' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "nieuws" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- nieuws op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 12
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.