nieuws

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nieuws    (hulp, bestand)
  • IPA: /niu̯s/
Woordafbreking
  • nieuws
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bericht over iets dat nog onbekend is’ voor het eerst aangetroffen in 1656 [1]
  • afgeleid van nieuw met het achtervoegsel -s [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nieuws -
verkleinwoord nieuwsje nieuwsjes

Zelfstandig naamwoord

nieuws o

  1. actuele ontwikkelingen
  2. (media) een uitzending in de media waarin berichten over actuele ontwikkelingen worden verspreid aan het publiek
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: geen nieuws is goed nieuws
zolang er geen nieuws over iets of iemand binnenkomt, kan men er doorgaans van uitgaan dat het goed gaat
  • niets nieuws onder de zon
het is zoals het altijd geweest is
  Die demarcatielijn kwam precies overeen met de lijn die de officieren scheidde van de manschappen. Niets nieuws onder de zon, zei Albert bij zichzelf. [3] 
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

nieuws

  1. partitief van de stellende trap van nieuw

Gangbaarheid

  • Het woord nieuws staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.