nieuwerwets
Nederlands
Woordafbreking
- nieu·wer·wets
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘volgens de laatste mode’ voor het eerst aangetroffen in 1684 [1]
- samenstelling van nieuw en wet met het invoegsel -er- met het achtervoegsel -s [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nieuwerwets | nieuwerwetser | nieuwerwetst |
verbogen | nieuwerwetse | nieuwerwetsere | nieuwerwetste |
partitief | nieuwerwets | nieuwerwetsers | - |
Verwante begrippen
- bijdetijds
Afgeleide begrippen
- vernieuwerwetsen, nieuwerwetsheid
Gangbaarheid
- Het woord nieuwerwets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nieuwerwets' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.