neus
Nederlands
Woordafbreking
- neus
Zelfstandig naamwoord
neus m
- Mensen halen meer adem via hun neus dan via hun mond.
- het reukvermogen
- Je hebt er echt een neus voor!
- het voorste deel van een voorwerp
- De neus van het vliegtuig was beschadigd.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
neuzen |
neus
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neuzen
- Ik neus.
- gebiedende wijs van neuzen
- Neus!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neuzen
- Neus je?
Gangbaarheid
- Het woord neus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'neus' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.