wijsneus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wijsneus (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈʋɛɪsnøs/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈβ̞ɛːsnøs/
Woordafbreking
- wijs·neus
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘betweter’ voor het eerst aangetroffen in 1670 [1]
- samenstelling van wijs en neus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijsneus | wijsneuzen |
verkleinwoord | wijsneusje | wijsneusjes |
Zelfstandig naamwoord
wijsneus m
- iemand die meent dat hij veel weet
- Hou toch op, je gedraagt je als een wijsneus.
Gangbaarheid
- Het woord wijsneus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wijsneus' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.