blauwneus
Nederlands
![](../I/m/Vimba_vimba-080712.jpg)
1. karperachtige soort riviervis (Vimba vimba)
Woordafbreking
- blauw·neus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van blauw bn en neus zn naar uiterlijk van deze vis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blauwneus | blauwneuzen |
verkleinwoord | blauwneusje | blauwneusjes |
Zelfstandig naamwoord
blauwneus
- (vissen) karperachtige soort riviervis Vimba vimba
die van oorsprong uit Oost-Europa komt; algemeen in België en een aantal malen in de Nederlandse rivieren gesignaleerd
- In de Rijn zijn al diverse andere Oost-Europese vissoorten gesignaleerd, waaronder de roofblei, de blauwneus en de donaubrasem. [1]
Vertalingen
1. dis die van oorsprong uit Oost-Europa komt
|
|
Gangbaarheid
- Het woord 'blauwneus' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Boo, M. de De marmergrondel zwemt op eigen kracht naar Nederland (6 juli 2002) op website nrc.nl; geraadpleegd 2017-02-08
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.