reukvermogen
Nederlands
Woordafbreking
- reuk·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van reuk en vermogen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reukvermogen | reukvermogens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
reukvermogen o [1]
- het kunnen ruiken
- Het reukvermogen van de bezwijmde jongeman vindt complementen in respectievelijk het gehoor dat wordt bekoord door een groepje zangers, het gezicht dat een handje wordt geholpen door een brillenverkoper, en het gevoel dat op de proef wordt gesteld door een operatie door een onbehouwen charlatan. [2]
- Het reukvermogen van een hond is vele malen beter dan dat van een mens.
Gangbaarheid
- Het woord reukvermogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reukvermogen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.