kwajongen
Nederlands
Woordafbreking
- kwa·jon·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ondeugende jongen’ voor het eerst aangetroffen in 1787 [1]
- samenstelling van kwaad en jongen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwajongen | kwajongens |
verkleinwoord | kwajongetje | kwajongetjes |
Zelfstandig naamwoord
kwajongen m
- een jongen die dingen doet die men niet goedkeurt, maar die men toch aardig vindt
Synoniemen
- belhamel, bengel, boef, deugniet, doerak, dondersteen, donderstraal, kapoen, ondeugd, rakker, rekel, schavuit, schobbejak, snotaap, snotneus, vlegel, vlerk
Vertalingen
1. een jongen die dingen doet die men niet goedkeurt, maar die men toch aardig vindt
Gangbaarheid
- Het woord kwajongen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kwajongen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.