belhamel
Nederlands
Woordafbreking
- bel·ha·mel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aanvoerder’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- samenstelling van bel en hamel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belhamel | belhamels |
verkleinwoord | belhameltje | belhameltjes |
Zelfstandig naamwoord
belhamel m
- een gecastreerd mannelijk schaap dat met een bel om zijn nek vaak de kudde leidt
- In de weide stonden enkel belhamels.
- (scheldwoord) ondeugende jongen
- Ga toch weg, stelletje belhamels!
Vertalingen
1. een gecastreerd mannelijk schaap dat met een bel om zijn nek vaak de kudde leidt
2. een scheldwoord dat (vooral vroeger) gebruikt werd voor kinderen die kattenkwaad uithaalden
Gangbaarheid
- Het woord belhamel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'belhamel' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.