rekel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘deugniet’ voor het eerst aangetroffen in 1552 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rekel rekels
verkleinwoord rekeltje rekeltjes

Zelfstandig naamwoord

rekel m

  1. (scheldwoord) deugniet
  2. mannetje van de hond, de vos, de wolf en de das
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • rekelvos
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rekel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.