kalf

koe met kalf [1]
4=kalf [2] of tussendorpel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kalf    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑləf/
Woordafbreking
  • kalf
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord kalf kalveren
verkleinwoord kalfje kalfjes
kalvertjes
2, 3 enkelvoud meervoud
naamwoord kalf kalven
verkleinwoord kalfje kalfjes

Zelfstandig naamwoord

kalf o

  1. (dierkunde) (veeteelt) jong van het rund en sommige andere zoogdieren
  2. (bouwkunde) horizontale dorpel of regel tussen deur en bovenlicht
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) groot mes
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kalven

kalf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalven
    • Ik kalf. 
  2. gebiedende wijs van kalven
    • Kalf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalven
    • Kalf je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kalf kalwers

Zelfstandig naamwoord

kalf

  1. kalf
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.