jong

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jong    (hulp, bestand)
  • IPA: /jɔŋ/
Woordafbreking
  • jong
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘jeugdig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen jongjongerjongst
verbogen jongejongerejongste
partitief jongsjongers-

Bijvoeglijk naamwoord

jong

  1. van geringe leeftijd
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord jong jongen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

jong o

  1. een directe nakomeling van een dier
Hyponiemen
  • arendsjong, duivelsjong, galgenjong, hoerenjong, koekoeksjong, leeuwenjong
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
jongen

jong

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jongen
    • Ik jong. 
  2. gebiedende wijs van jongen
    • Jong! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jongen
    • Jong je? 

Gangbaarheid

  • Het woord jong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.