helder
Nederlands
Woordafbreking
- hel·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘klaar, duidelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | helder | helderder | helderst |
verbogen | heldere | helderdere | helderste |
partitief | helders | helderders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
helder
- klaar, doorzichtig
- de vloeistof was volkomen helder
- duidelijk en zuiver
- de weergave van de geluidsinstallatie was prachtig helder
- met sterke glans
- Zij werden verrast door een helder licht
- niet met wolken bedekt, onbewolkt
- de lucht was helder
- getuigend van inzicht
- Hij had het helder voor ogen
- duidelijk
- schoon, proper
- Zij is een echte heldere Neel
Hyponiemen
- brandhelder, glashelder, kraakhelder, kristalhelder
Afgeleide begrippen
- helderheid, helderhorend, helderziend, onhelderheid
Verwante begrippen
- glanzend, hel, klaar, licht, louter, lucide, onbezorgd, proper, puur, rein, scherp, schitterend, schoon, sereen, uitgesproken, verlicht, vlekkeloos, waarneembaar, zichtbaar, zindelijk, zuiver
- duidelijk, evident, verstaanbaar
Vertalingen
1. klaar, doorzichtig
1. duidelijk en zuiver
Gangbaarheid
- Het woord helder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'helder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Woordafbreking
- hel·der
Nynorsk
Woordafbreking
- hel·der
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.