zichtbaar
Nederlands
Woordafbreking
- zicht·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘met het oog waarneembaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1557 [1]
- afgeleid van zicht met het achtervoegsel -baar.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zichtbaar | zichtbaarder | zichtbaarst |
verbogen | zichtbare | zichtbaardere | zichtbaarste |
partitief | zichtbaars | zichtbaarders | - |
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zichtbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zichtbaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.