louter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lou·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zuiver’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1201 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen louterlouterderlouterst
verbogen louterelouterderelouterste
partitief louterslouterders-

Bijvoeglijk naamwoord

louter

  1. puur, enkel
    • Hij leeft in een wereld van louter plezier. 

Werkwoord

vervoeging van
louteren

louter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van louteren
    • Ik louter. 
  2. gebiedende wijs van louteren
    • Louter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van louteren
    • Louter je? 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord louter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.