haren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦaːrən/
Woordafbreking
  • ha·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘een zeis scherpen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
haren
haarde
gehaard
zwak -d volledig

Werkwoord

haren [2]

  1. onovergankelijk haar verliezen [3]
    • Wat is de hond weer aan het haren 
  1. overgankelijk (landbouw) een zeis of zicht scherpen (met een haarhamer en haarspit) [4] [5]
Hyponiemen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

haren [6]

  1. gemaakt van haar
Hyponiemen
  • witharen

Gangbaarheid

  • Het woord haren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

haren mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord haar
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord hare

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.