lucht
Nederlands
Woordafbreking
- lucht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gasmengsel van zuurstof en stikstof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lucht | luchten |
verkleinwoord | luchtje | luchtjes |
Zelfstandig naamwoord
lucht v/m [2]
- Het apparaat gaf aan dat de lucht niet schoon was.
- hemel, uitspansel
- geur, stank
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- in de lucht vliegen
exploderen
- Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.
kleine concrete resultaten zijn beter dan grootse plannen
- Een gat in de lucht springen
door het dolle heen gaan en ergens super blij mee zijn
- Ergens lucht van krijgen
ergens van de op de hoogte geraken, iets in de gaten krijgen
- Geen vuiltje aan de lucht zijn
niets aan de hand zijn, geen enkel probleem zijn
- Uit de lucht komen vallen
erg plotseling en onverwacht
- Zo vrij als een vogeltje in de lucht
alles kunnen doen en laten wat iemand wil
- gebakken lucht
iets wat groots wordt gebracht maar helemaal geen waarde heeft, windhandel
Vertalingen
1. het mengsel van gassen waaruit de afmosfeer bestaat
|
|
Gangbaarheid
- Het woord lucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lucht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.