voorvoegsel
Nederlands
Woordafbreking
- voor·voeg·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van voorvoegen met het achtervoegsel -sel. Dit is een leenvertaling van de Latijnse term praefix (in het Nederlands ontleend als prefix).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorvoegsel | voorvoegsels |
verkleinwoord | voorvoegseltje | voorvoegseltjes |
Zelfstandig naamwoord
voorvoegsel o
- (taalkunde) een gebonden morfeem dat voor een ander woord geplaatst wordt om iets aan de betekenis toe te voegen
- Tot die laatste categorie behoorde luitenant D'Aulnay-Pradelle. Iedereen die het over hem had, liet de voornaam, het adellijk voorvoegsel, het Aulnay' en het verbindingsstreepje achterwege en zei gewoon `Pradelle, omdat bekend was dat hij daar pisnijdig om werd. [1]
Verwante begrippen
Woorddelen in het Nederlands (nld) | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
toevoegsel
• voorvoegsel
• achtervoegsel
• invoegsel
• omvoegsel |
Vertalingen
1. een gebonden morfeem dat voor een ander woord geplaatst wordt om iets aan de betekenis toe te voegen
Gangbaarheid
- Het woord voorvoegsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorvoegsel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.