inhoud

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inhoud    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪnhɑut/
Woordafbreking
  • in·houd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inhoud inhouden
verkleinwoord inhoudje inhoudjes

Zelfstandig naamwoord

inhoud m

  1. datgene wat bevat is in een ander lichaam
    • Deze zak heeft wijn als inhoud. 
  1. (wiskunde) het product van lengte, breedte en hoogte
    • De inhoud van die kubus bereken je door de lengte, de breedte en de hoogte met elkaar te vermenigvuldigen. 
  1. het geheel van handelingen en gedachten vervat in een boek of ander medium
    • De inhoud van dit WikiWoordenboek groeit met de dag. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
inhouden

inhoud

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inhouden
    • ... dat ik inhoud. 

Gangbaarheid

  • Het woord inhoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.