oppervlakte

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·per·vlak·te
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bovenste vlakte, buitenkant’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
  • Afgeleid van vlakte met het voorvoegsel opper-
enkelvoud meervoud
naamwoord oppervlakte oppervlakten
oppervlaktes
verkleinwoord oppervlaktetje oppervlaktetjes

Zelfstandig naamwoord

oppervlakte v

  1. vlak dat iets naar boven begrenst
    • Vissen met longen moeten aan de oppervlakte van de zee komen om adem te halen. 
  1. uitgebreidheid, grootte in m²
    • De oppervlakte van een driehoek bereken je door de basis maal de hoogte te delen door twee. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • oppervlakte-integraal, oppervlaktebehandeling, oppervlaktegetrouw, oppervlaktegolf, oppervlaktemaat, oppervlaktespanning, oppervlaktespiegel, oppervlaktestructuur, oppervlaktewater
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oppervlakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

oppervlakte

  1. oppervlakte


Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

oppervlakte

  1. oppervlakte
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.