controleren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tro·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inspecteren’ voor het eerst aangetroffen in 1548 [1]
  • afgeleid van het Franse contrôler (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
controleren
controleerde
gecontroleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

controleren

  1. overgankelijk inspecteren, toezicht houden, onderzoeken, nazien
    • als gevolg daarvan was het nodig om te controleren op stabiliteit en betrouwbaarheid. 
    • Het filtersysteem is uitgerust met sensoren die informatie verzamelen over de condities van het systeem, het gezuiverde luchtvolume en de fijnstofconcentratie en de weersomstandigheden, om zo de efficiëntie van het systeem permanent te kunnen controleren. [3] 
  1. overgankelijk beheersen, overheersen
    • het experiment waarbij mensen met hun gedachten computers controleren is niet het eerste in zijn soort, rapporteert Wired 
    • Ajax controleerde in de eerste helft de wedstrijd volkomen, maar in de tweede helft was de tegenstander sterker. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord controleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.