nakijken
Nederlands
Woordafbreking
- na·kij·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van na bw en kijken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
nakijken |
keek na |
nagekeken |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
nakijken
- iets ~: corrigeren van een geschreven tekst of huiswerk
- Eén voor één keek de leraar alle proefwerken na.
- iets/iemand ~ : een blik werpen op (iets of) iemand die vertrekt
- Ik keek haar na tot ze de hoek omliep.
Vertalingen
1. corrigeren van een geschreven tekst of huiswerk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nakijken | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
nakijken o
- ~ geven: iemand overklassen
- De spits gaf met die flinke trap de keeper het nakijken.
- ~ hebben: overklast worden door iemand
- Na die flinke trap had de keeper het nakijken.
Gangbaarheid
- Het woord nakijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nakijken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.