controleur
Nederlands
Woordafbreking
- con·tro·leur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van controleren met het achtervoegsel -eur (met het voorvoegsel con-) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | controleur | controleurs |
verkleinwoord | controleurtje | controleurtjes |
Vertalingen
1. iemand die belast is met de controle
Gangbaarheid
- Het woord controleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'controleur' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.