-loog

Nederlands

Huidig
bestand
138
Uitspraak
  • IPA: /lox/
Woordafbreking
  • -loog
Woordherkomst en -opbouw
  • via Frans -logue of direct van Oudgrieks -λόγος "iemand die spreekt over iets (waar hij wat verstand van heeft)"[1]

Achtervoegsel

-loog

  1. beoefenaar van de wetenschap of leer waarvan de naam is samengesteld met hetzelfde eerste deel, eindigend met "-logie" ; dit eerste deel is meestal afkomstig uit het Oudgrieks of Latijn
Opmerkingen
  • Afleidingen met '-loog' moeten worden onderscheiden van
a. samenstellingen met het zelfstandig naamwoord loog, zoals: aluinloog, kaliloog en natronloog
b. ontleende woorden die zijn samengesteld met het Oudgrieks λόγος (lógos) "woord, taal, rede" zoals: apoloog, dialoog en monoloog, proloog en epiloog, decaloog, analoog, autoloog en heteroloog
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyponiemen

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.