musicoloog

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·si·co·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van musicologie met het achtervoegsel -oog [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord musicoloog musicologen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

musicoloog m [2]

  1. kenner van muziek; iemand die muziek bestudeert
    • Musicoloog Hilbrand Adema geeft workshops voor bestuurders en organisatoren uit de muziekwereld, waaronder sturend beleid, pr, organiseren en jeugdbeleid. [3] 
    • Theodore van Houten was filmjournalist, schrijver en musicoloog. Hij overleed vorige week op 7 april in Amsterdam. Hij is in besloten kring gecremeerd. 'Lieve papa, nu ben je van altijd', schrijven Carice en Jelka. [4] 
    • Je hebt namelijk luisteren en luisteren. T.C. Boyle beschrijft in zijn roman The Inner Circle (2004) het luistergedrag van de Amerikaanse seksuoloog Alfred Kinsey. Kinsey was in zijn vrije tijd een obsessief kenner en verzamelaar van het klassieke repertoire, die met enige regelmaat luistersessies organiseerde voor vrienden en studenten. Praten was tijdens het afspelen van de platen absoluut verboden. Pas na het wegsterven van de laatste klanken werd het beluisterde werk uit en te na besproken. Kinsey, die later bekende dat hij diep in zijn hart eigenlijk een muziekleraar was, beoefende ‘het grote luisteren’ al voordat de musicoloog Elmer Schönberger daar een gevleugeld begrip van zou maken. [5] 
Synoniemen
  • muziekwetenschapper, muziekgeleerde, muziekkenner
Hyponiemen
  • etnomusicoloog
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord musicoloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.