Marken (Waterland)

Marken (Markens: Mereke) is een voormalig eiland, nu een schiereiland, in het Markermeer dat sinds 1957 via een dijk met het vasteland verbonden is. Het dorp behoort tot de gemeente Waterland in de Nederlandse provincie Noord-Holland.

Marken
Plaats in Nederland
Details (Details)

Situering
Provincie Noord-Holland
Gemeente Waterland
Coördinaten52° 28 NB, 5° 6 OL
Algemeen
Oppervlakte3,7 km²
Inwoners (BAG, 2019)1.770[1]
(485 inw./km²)
Overig
Postcode1156
Netnummer0299
Woonplaatscode1943
Detailkaart
Locatie in de gemeente
Portaal    Nederland
Luchtfoto
Buurt II 1, een van de vele rijksmonumenten op Marken
Ophaalbrug, Kerkbuurt
De vuurtoren, het Paard van Marken

Het was een zelfstandige gemeente tot 1991. In dat jaar werd het grondgebied bij de gemeente Waterland gevoegd.

Al minstens een eeuw is het voormalige vissersdorp een toeristische trekpleister. De opvallende klederdracht van Marken heeft daaraan bijgedragen. Karakteristiek zijn de houten huizen op palen. Nog ouder zijn de zogenaamde "werven", kunstmatige verhogingen waarop werd gewoond.

Buurtschappen

Marken vormt één leef- en woonplaats, maar is opgedeeld in diverse buurtschappen. Oorspronkelijk lagen die ook echt los van elkaar. De buurtschappen rondom de haven en de kerk zijn in de loop van de 20e eeuw met elkaar vergroeid. Dit zijn de Havenbuurt, Kerkbuurt en De Kets (ook wel kortweg Kets). Toch kan men de buurtschappen nog duidelijk herkennen.

Aparte buurtschappen op het eiland zijn:

De Minnebuurt, die ten noorden van het oude dorp ligt, is de enige nieuwbouwwijk op het eiland. Verdere nieuwbouw werd in 2009 gepland in het zuidwesten van Marken. Deze buurtschap zou de naam Bennewerf moeten dragen. De gemeente heeft het plan voorlopig opgeschort.[2]

Bevolking

In godsdienstig opzicht is de bevolking van Marken protestants. Er zijn twee kerken op het eiland: van de gelovigen was ongeveer twee derde lid van de Nederlandse Hervormde Kerk en een derde van de Gereformeerde Kerk. Beide kerken behoren sinds 2004 tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). In januari 2010 zijn, na een decennialange discussie, de beide kerkelijke gemeentes samengegaan.

De godsdienstige achtergrond blijkt ook uit de verkiezingsuitslagen. Het eiland was vroeger een CHU-bolwerk en tegenwoordig een CDA-bolwerk. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 stemde 63,4% van de Markers op het CDA, een van de hoogste percentages in Nederland.

De Markers op leeftijd spreken onderling over het algemeen nog hun eigen dialect, het Markens. Onder de leeftijd van 60 jaar komt dit nog bij een enkel gezin voor, en de jeugd gebruikt hooguit nog enkele Marker woorden.

Geboren op Marken

Monumenten

Vrijwel geheel Marken is een beschermd stadsgezicht. Zie ook:

Verkeer en vervoer

Vanaf de dijk naar Marken lopen er asfaltwegen naar de Minneweg, in het noordoosten, en naar de vuurtoren, in het oosten van Marken. Zonder vergunning is Marken met de auto alleen tot het parkeerterrein te berijden. Er wordt parkeergeld gerekend middels een automaat. Per persoon werd ook €0,55 dagtoeristenbelasting in rekening gebracht, maar dit is in 2017 afgeschaft nadat duidelijk werd dat deze belasting niet eerlijk geïnd kon worden. Er is één hotel op Marken met 7 kamers, dat tegenwoordig uitsluitend als bed & breakfast te boeken is. Bij een overnachting rekent de gemeente Waterland toeristenbelasting.

Marken kan ook per veerboot vanaf Volendam worden bereikt. Het gehele jaar door is er een veerdienst van 09.00 tot 19.00 uur, iedere 30/45 minuten. In de winter zijn er ook dagelijks afvaarten, afhankelijk van ijsomstandigheden. Tussen 2010 en 2018 is het 3 keer gebeurd, (2010, 2013 en maart 2018) dat er gedurende 10 dagen niet gevaren kon worden door het dikke ijs.

Het busvervoer vanuit Marken wordt sinds 11 december 2011 verzorgd door EBS. Centraal punt is bushalte Kerkbuurt-Centrum; dit is de halte voor een bezoek aan het centrum van Marken. Vanaf de enige andere bushalte op Marken, Minneweg, vertrekt buslijn 315 ook weer terug naar Amsterdam via Monnickendam.

Geschiedenis

De geschreven geschiedenis van Marken begint in de 13e eeuw. Marken lag in het uiterste Oosten van Waterland, een veengebied waar het land overging in het water van de Zuiderzee. Aan die overgang van veen naar water ontleent het eiland waarschijnlijk zijn naam: Marken, of vroeger Markaland, is zeer waarschijnlijk een afgeleide van het woord ‘mark’, in de betekenis van grens. ‘Markaland’ betekent namelijk 'grensland'.

Maar er is ook nog een andere verklaring voor de naam. Toen Marken nog aan het land van Noord-Holland vastzat heette het Markerhoofd, ook wel Merkenhovede. En in het Marker dialect wordt Marken als ‘Merken’ uitgesproken, wat de link naar Merkenhovede ook zou kunnen verklaren.

Vroege geschiedenis

Ver voor onze jaartelling (ca 3000-500 v.C.) bestond de plek waar het IJsselmeer nu is, uit moeras en veengronden. Het meer ontstond als gevolg van een serie overstromingen en door het afgraven van veengronden door de Friezen in West-Friesland, waarbij steeds meer land verdween dat het oorspronkelijke binnenmeer van de Noordzee en de latere Waddenzee gescheiden had gehouden. Rond het begin van onze jaartelling ontstond een rechtstreekse verbinding en werd het binnenmeer een binnenzee. Deze stond niet in open verbinding met de zee en bevatte dus nog zoet water.

De Romeinen (ca 57 v.C.-400 n.C.) die destijds Nederland beheersten, noemden deze binnenzee Mare Flevo of Lacus Flevo. In deze periode ontstond een groot veen- en merengebied, zo groot als het huidige Noord-Holland. Ook Waterland was een onderdeel van dit gebied. Na het vertrek van de Romeinen in de 5e eeuw werd de binnenzee "Het Aelmere" genoemd. N.B.: De naam kan verwijzen naar "paling/aal", maar het kan ook een verschrijving zijn, daar de naam later geschreven werd als Almaere, wat groot meer betekent. Pas vanaf begin 1500 gebruikte men de naam Zuiderzee.

De ontginning

Tijdens een iets drogere periode rond 900 na Christus kwamen de lager gelegen veengebieden in Noord-Holland voor ontginning en bewoning in aanmerking.

Vermoedelijk begon men de veenontginningen aan de oostkant vanaf de oevers van het Almaere via de daarop afwaterende veenriviertjes, zoals Ilp, Waterlandse Die, Leed, Purmer Ee, Middel Ee en Ooster Ee. Terwijl aan de westkant werd begonnen vanaf de al bewoonde kuststrook via Zaan, Wormer, Beemster en andere riviertjes.

In de 11e eeuw is ook de eigenlijke ontginning van Waterland (en Marken) begonnen. Omstreeks het jaar 1000 na Chr. was van het eiland Marken vooralsnog geen sprake. Langs veenstroompjes en op de hoogste veenbulten, begon men dorpen te stichten, waarbij het water meestal werd uitgediept. Het veengebied strekte zich aan de oostkant uit tot ver in het huidige IJsselmeer. Met de gewonnen grond werden dan de oevers opgehoogd en werden huizen gebouwd.

De nog altijd onregelmatige verkaveling op Marken, die we ook zien op historische kaarten, wijst op een 'vrije' ontginning van boeren die zelf het land uitkozen zodat dit als bouwland kon dienen. In de vroege middeleeuwen liep er een hoofdrivier de 'Waterlandse Die', van Amsterdam naar Monnickendam. Deze waterloop heeft als ontginningsbasis gediend voor Marken. Het gebied tussen Monnickendam en de Uitdammer Die werd ontgonnen.

Al snel steeg de zeespiegel. Door het stijgen van de zeespiegel en stormen vonden er overstromingen plaats. Het gevolg hiervan was een afzetting van klei op de veengronden. Bij latere overstromingen sloeg het veen op veel plaatsen weg, maar waar het met een kleilaag bedekt was bleef het veen liggen.

Bij de drooglegging van de Zuiderzee is gebleken dat deze oorspronkelijke vorming in een relatief korte tijd is gebeurd: men denkt tussen 1200 en 1250. Het feit dat enkele eilanden bleven bestaan, was te danken aan de beschermende kleilaag die zich al op deze eilanden had afgezet.

Door stormen en overstromingen ging veel land verloren. Maar er ging ook veel land verloren doordat mensen zelf veen uit de grond haalden. Steeds meer land kwam lager te liggen, doordat het veen werd opgegraven. De zee nam dorpen als Ruthne, Marcnesse, Nagele, Emelwerth en Bidningahem. (Deze namen zijn nu terug te vinden in plaatsen van de provincie Flevoland, evenals Almere, vernoemd naar het Almaere).

Geleidelijk aan kwam de binnenzee in open verbinding met de Noordzee te staan. Door overstromingen kreeg de binnenzee, in deze tijd "Almaere" genoemd, in de loop van de tijd een verbinding met de Noordzee. De Zuiderzee was geboren. Door deze open verbinding kreeg ook het getij, eb en vloed, vrij spel en werd het zoete water brak en later zout.

Overstromingen

Van 16 op 17 februari 1164, op de naamdag van de heilige Juliana, trof de Sint-Julianavloed (ook Jurriaansvloed genoemd) Groningen, Friesland en Noord-Duitsland. Hierbij werd grote schade aangericht. Het is de eerste schriftelijk overgeleverde stormvloed in het Noordzeekustgebied. Als zwaarste werd het kustgebied van het huidige in Nedersaksen liggende Oost-Friesland en de Landkreis Friesland getroffen. Ook de tegenwoordig in Nederland gelegen gebieden Groningen, Friesland en het toekomstige Zuiderzeegebied werden zwaar getroffen. Ook Markaland (of Markerhoofd of Merkenhovede) werd van Waterland gescheiden door de Sint-Julianavloed. Marken werd een eiland.

Op 1 en 2 november 1170 werden vervolgens grote stukken land weggeslagen bij een andere grote storm: de Allerheiligenvloed. De Allerheiligenvloed was een grote overstroming die ontstond toen de Noordzee tussen het huidige Huisduinen en Texel door de duinenrij brak. De beek Marsdiep kreeg een verbinding met de Noordzee en werd een zeegat. Wind en water herschiepen het veengebied ten noorden van het IJ geleidelijk in een aantal (schier)eilanden. Het Creiler Woud (of Kreilse Bos, liep ongeveer van Texel tot Enkhuizen, bekend van de jachtpartij die Floris II van Holland er in 1119 organiseerde) werd verzwolgen door de zee. Texel en Wieringen werden eilanden.

De overstroming markeerde een begin van het vergroten van het Almaere en het openen naar de Noordzee, zodat de Zuiderzee en de Waddenzee uiteindelijk konden ontstaan. Dat Marken niet ten prooi viel aan de oprukkende Zuiderzee, dankt het aan de monniken van het Friese klooster Mariëngaarde uit Hallum (Friesland, gemeente Ferwerderadiel).

Monniken

Begin 13e eeuw heette het huidige Friesland, Oost- Friesland en een groot deel van het huidige Noord-Holland West-Friesland. In het jaar 1232 kregen de norbertijner monniken te Hallum, gelegen aan de andere kant van de Zuiderzee in Oost-Friesland, Marken als gift van een groep gelovigen. Zij stichtten daar een heiligdom, het Mariahof, waar nu de Kerkbuurt ligt. Op de plaats van de huidige begraafplaats naast de Grote Kerk lag het klooster Mariëngaarde.

De geschreven geschiedenis van Marken begint bij de monniken van het klooster Mariëngaarde bij Hallum, in Friesland. Abt Ethelgerus (1241-1259) bracht met enige volgelingen gedurende een winter een bezoek aan het eiland "Markaland" en werd daar opgehouden door het invallen van de vorst. Volgens een oude Friese kroniek van ca. 1270 kwam Marken tijdens het abt van Sirbrandus (1232-1238) in kloosterlijk bezit. Een ander kroniek noemt in dit verband het jaar 1232. (J.A.J. Vervloet, Marken, een terpenzwerm uit de late middeleeuwen). Er woonden waarschijnlijk slechts enkele monniken op Marken, maar wat zeker is dat het klooster centraal stond. Het kleine aantal bewoners van Marken werkte samen met de monniken op het land.

Het kloosterbezit bestond onder meer uit twee boerderijen: een ‘westhuse’ en een ’oesthuse’. De Monnikenwerf (nu: Kerkbuurt) is de vroegst bekende werf op Marken en is vermoedelijk ontstaan op de plek waar vroeger het westhuis heeft gelegen, een van de twee kloosterboerderijen op het eiland. Het oosthuis moet waarschijnlijk gezocht worden ter hoogte van de locatie waar eeuwen geleden de Kloosterwerf lag.

Het was geen kostbaar eigendom, maar een drassig stukje land dat er lag 'voor eb en vloed'. Het eiland, daarvoor ontstaan als gevolg van afslag van veengrond, waardoor de verbinding met het vasteland was verbroken lag destijds in de Zuiderzee. De Friese monniken vestigden een nederzetting op Marken, gingen ijverig aan het werk en legden een dijk aan rondom het eiland en zorgden voor een afwateringssysteem. (* Mogelijk zijn ze ook initiatiefnemers geweest voor de afdamming van de waterloop ter plaatse van de latere Fluwelen Burgwal in Monnickendam, met de Middendam. Dit is de ’Monniken dam’ waaraan het stadje zijn naam heeft ontleend. Niet duidelijk is of de Norbertijner monniken betrokken zijn geweest bij het opwerpen van de vroegste werven, of dat men pas na hun vertrek hiertoe is overgegaan.)

Wellicht zijn in dezelfde tijd ook de dorpsgebieden van andere Noord-Hollandse gemeenten omdijkt en dammen in de mondingen van de veenrivieren gelegd. Zo werden in de 13de eeuw dammen gelegd bij Monnickendam, Uitdam, Durgerdam en mogelijk Nieuwendam, Edam, Schardam en Hoorn. In de dammen werden ebsluisjes geplaatst om bij eb het overtollige water uit het binnenland te kunnen afvoeren.

Het land bleef eigenlijk toch te nat voor goede akkerbouw dus gingen de monniken zich vooral bezighouden met veeteelt. Ze hielden varkens, koeien en paarden. Ze bezaten ook een opslagplaats op het vasteland, in Monnickendam, waardoor handelen beter mogelijk was.

Het eiland kwam in die tijd tot ongekende bloei. De producten werden veelal afgevoerd naar Monnickendam, waar de kloosterlingen ook bezittingen hadden. Zij dreven handel met Amstelland, Gooiland, Waterland en West-Friesland.

Niet het hele eiland was nog eigendom van de monniken, in 1250 verkoopt Nicolaas van Persijn, (1150-1250; ridder, kleinzoon van Dirk, zoon van Jan Persijn, Jan; ridder en heer van Waterland, in 1227 overleden. Nicolaas huwde eene dochter uit den huize van Haarlem en overleed in 1250), Ridder en Heer van Waterland en Marken, de andere helft van het eiland, als uithof, aan abt Sybrandus voor 100 Hollandse ponden.

De monniken worden in 1345 verjaagd, omdat het "Friezen" waren.[3] Bovendien had graaf Willem IV van Holland geld nodig. Willem IV sneuvelde hetzelfde jaar in Friesland. De bezittingen van de monniken werden door zijn zus, Margaretha II van Henegouwen, deels aan de lokale bevolking, deels aan anderen, verkocht. Daarna verviel het eiland in armoede en werd het onderhoud aan de dijken verwaarloosd.[4]

Werven

In de 14e eeuw waren er regelmatig dijkdoorbraken, waardoor het brakke water weer vrij spel kreeg. De bewoners van Marken probeerden zich er beter tegen te beschermen door meer terpen op te werpen. Deze werden werven genoemd. Van oorsprong bestond Marken uit de buurten Monnikenwerf en Kloosterwerf. Die laatste werd verzwolgen door het water. Monnikenwerf is later onderdeel geworden van de huidige Kerkbuurt.

Op het hoogtepunt van de terpen waren er 27 werven op het eiland te vinden. In de loop van de eeuwen zijn twaalf daarvan door het water verzwolgen. Anno 2012 zijn van de vijftien overgebleven werven er twaalf bewoond en één is begraafplaats. De inwoners van Marken gingen zich steeds meer toeleggen op de visserij, die in de 17e en 18e eeuw steeds meer het belangrijkste middel van bestaan werd. Daardoor was er een sterke groei van de bevolking.

Visserij

Eind 15e eeuw telde Marken zo'n 250 inwoners. In 1620 was dat aantal al gegroeid naar 750. De werven bleken niet voldoende ruimte te bieden. In plaats van nieuwe op te werpen werden er huizen op palen gebouwd. Een echte haven voor de visserij was er nog lang niet; het duurde tot de 19e eeuw voordat er zo'n haven kwam. In 1837 werd deze haven van het eiland aangelegd en in 1870 nog uitgebreid. De aanleg van de Afsluitdijk in 1932 betekende het einde van de visserij als bron van inkomsten. De meeste huizen op palen werden daarna aangepast, de benedenverdiepingen werden dichtgemaakt en werden zo als extra woonruimte in gebruik genomen.

In 1878-1879 verblijft de kunstenaar Xavier Mellery op het eiland Marken om er de plaatselijke tradities te bestuderen. Uit die periode komt een reeks fraaie portretten.

Goudriaankanaal

Begin 19e eeuw was Marken een onderdeel van het plan van Koning Willem I om een kanaal aan te leggen ter verbetering van de scheepvaartverbinding met Amsterdam, het Goudriaankanaal. Het kanaal zou Marken doorsnijden van het zuidwesten naar het noordoosten. De aanleg startte officieel in 1825. Bij Marken was al vroeg begonnen met de aanleg. Het project werd echter in 1828 stopgezet wegens geldgebrek en het kanaal werd nooit voltooid. Uiteindelijk zou het Noordhollandsch Kanaal (voorlopig) gaan dienen als verbeterde verbinding tussen Amsterdam en de Noordzee.

Het kanaal groeide dicht en werd gedempt. De grote parkeerplaats en de voormalige vuilstort liggen tegenwoordig op het tracé van het kanaal. Er resteren nog wel enkele zijsloten, waaronder de brede sloot nabij Moeniswerf.

Zuiderzeewerken

Bij de watersnoodramp van 1916 kwamen op het eiland 16 mensen om het leven en werden tal van mensen dakloos.[5] Deze ramp gaf de stoot tot de aanleg van de Afsluitdijk en de Zuiderzeewerken. Een onderdeel daarvan was de Markerwaard, waarvan als eerste onderdeel de dijk tussen Marken en het vasteland werd aangelegd.

Op 17 oktober 1957 werd om 13:11 uur de dijk tussen het vasteland en Marken ontsloten.[6] Sindsdien is Marken geen eiland meer. Oorspronkelijk was het plan dat Marken onderdeel werd van de Markerwaard. Deze nieuwe polder was onderdeel van het plan van Cornelis Lely om wat nu nog Markermeer is in te polderen. Maar na de aanleg van de Flevopolder werd uiteindelijk afgezien van de aanleg van de Markerwaardpolder. Daarmee is Marken nu een schiereiland, waarbij het eilandgevoel nog duidelijk merkbaar is.

Afbeeldingen

Panorama's

Panorama van de haven van Marken (2010)
Panorama van de Grote Werf

Historische afbeeldingen

Video's

Zie ook

Werken:Amsteldiepdijk (1920-1925) · Proefpolder Andijk (1927) · Wieringermeerpolder (1927-1930) · Afsluitdijk (1927-1932) · Noordoostpolder (1937-1942) · Knardijk · Oostelijk Flevoland (1950-1957) · Zuidelijk Flevoland (1959-1968) · Houtribdijk (1963-1976) · Markerwaard · Marker Wadden
Sluizen:Lorentz · Stevin · Houtrib
Wateren:Zuiderzee · Waddenzee · IJsselmeer · Markermeer · Randmeren
Eilanden:Wieringen · Urk · Schokland · Marken
Personen:Hendrik Stevin (1614-1668) · Wilhelmus François Leemans (1841-1929) · Cornelis Lely (1854-1929) · Gerard Vissering (1865-1937) · Hendrik Lorentz (1853-1928) · Victor de Blocq van Kuffeler (1878-1963) · Hendrik Wortman (1859-1939) · Sikke Smeding (1889-1967) · Will Marie Otto (1919-2008)
Organisaties:Zuiderzeevereeniging · Zuiderzeeraad · Commissie Wortman · Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders · Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders · Openbaar Lichaam De Noordoostelijke Polder
Gemalen:Buma · Colijn · De Blocq van Kuffeler · Leemans · Lely · Lovink · Smeenge · Vissering · Wortman
Zie de categorie Marken van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.