zwijnen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwij·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘boffen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1899 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwijnen
zwijnde
gezwijnd
zwak -d volledig

Werkwoord

zwijnen

  1. inergatief onverdiend geluk hebben
    • Je hebt gewoon gezwijnd bij dat tentamen! 
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

zwijnen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwijn

Gangbaarheid

  • Het woord zwijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.