zwijnen
Nederlands
Woordafbreking
- zwij·nen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘boffen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1899 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwijnen |
zwijnde |
gezwijnd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zwijnen
- inergatief onverdiend geluk hebben
- Je hebt gewoon gezwijnd bij dat tentamen!
Gangbaarheid
- Het woord zwijnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwijnen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.