zacht
Nederlands
Woordafbreking
- zacht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘niet hard’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zacht | zachter | zachtst |
verbogen | zachte | zachtere | zachtste |
partitief | zachts | zachters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zacht
- gemakkelijk samen te drukken en/of te buigen
- Die hoed was gemaakt van zacht materiaal.
- het gemoed niet sterk aangrijpend
- Hij stierf een zachte dood.
- zachtaardig.
- Hij werkte in de zachte sector.
- aangenaam voor de zinnen
- Al met al was het weer een zachte winter.
- weinig geluidsvolume bevattend
- Dat is wel een erg zacht geluid.
- geleidelijk.
- Er vond een zachte verandering plaats.
Hyponiemen
- boterzacht, fluweelzacht, halfzacht, overzacht
Spreekwoorden
- [3] zachte heelmeesters maken stinkende wondeneen aanpak die te voorzichtig is maakt problemen erger
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. gemakkelijk samen te drukken en/of te buigen
|
|
Vertalingen
4. aangenaam voor de zinnen
Gangbaarheid
- Het woord zacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zacht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.