willen
Nederlands
Woordafbreking
- wil·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wensen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
|
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
willen |
wilde, wou * |
gewild |
zwak -d
onregelmatig |
volledig |
Werkwoord
willen
- modaal werkwoord iets als verlangen of voorkeur hebben
- Hij wilde daarover geen uitsluitsel geven.
- overgankelijk iets wensen te bezitten
- Ik wil die doos daar.
- modaal werkwoord drukt een verzoek uit[3]
- Wil je even daarheen gaan?
- overgankelijk gezegd van iets (een verhaal e.d.) dat de rondte doet
- Het gerucht wil, dat...
- onpersoonlijk, inergatief mogelijk zijn, kunnen
- Dat wil nog weleens gebeuren.
Synoniemen
- [1] wensen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1. iets als verlangen of voorkeur hebben
|
|
Gangbaarheid
- Het woord willen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'willen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "willen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- willen op website: Etymologiebank.nl
- In deze betekenis niet in de eerste persoon, aangezien men het verzoek alleen aan anderen kan richten
- Willen: wilde / wou, wilden / wou(d)en op website Nederlandse Taalunie: taaladvies.net; geraadpleegd 2018-03-04
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.