willig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wil·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van wil (stam van het werkwoord willen) met het achtervoegsel -ig [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen willigwilligerwilligst
verbogen willigewilligerewilligste
partitief willigswilligers-

Bijvoeglijk naamwoord

willig [2]

  1. volgzaam, bereid, gehoorzaam
  2. levendig
  3. (dierkunde) (seksualiteit) bronstig, tochtig, loops, hengstig
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
willigen

willig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willigen
    • Ik willig. 
  2. gebiedende wijs van willigen
    • Willig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willigen
    • Willig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord willig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.